< 2 Thessalonicensen 2 >
1 2 3
1)En wij bidden u, broeders, door1) de toekomst van onzen Heere Jezus Christus, en onze toevergadering2) tot Hem,
2)Dat gij niet haastelijk bewogen3) wordt van verstand,4) of verschrikt,5) noch door geest,6) noch door woord,7) noch door zendbrief,8) als van ons geschreven, alsof de dag9) van Christus aanstaande ware.
3)Dat u niemand verleide10) op enigerlei wijze; want die11) komt niet, tenzij dat eerst de afval12) gekomen zij, en dat geopenbaard13) zij de mens14) der zonde, de zoon15) des verderfs;
4)Die zich tegenstelt,16) en verheft17) boven al wat God genaamd, of als God geeerd wordt, alzo dat hij in18) den tempel Gods als een19) God zal zitten, zichzelven20) vertonende, dat hij God is.
5)Gedenkt gij niet, dat ik, nog bij u zijnde, u deze dingen gezegd heb?
6)En nu, wat hem21) wederhoudt,22) weet23) gij, opdat hij geopenbaard worde te24) zijner eigen tijd.
7)Want de25) verborgenheid der ongerechtigheid wordt alrede gewrocht; alleenlijk, Die hem26) nu wederhoudt, Die zal hem wederhouden, totdat hij27) uit28) het midden zal weggedaan worden.
8)En alsdan29) zal de ongerechtige30) geopenbaard31) worden, denwelken de Heere verdoen32) zal door den Geest33) Zijns monds, en te niet maken door de verschijning34) Zijner toekomst;
9)Hem, zeg ik, wiens35) toekomst is naar de werking37) des satans,36) in alle kracht, en tekenen, en wonderen38) der leugen;
10)En in alle39) verleiding40) der onrechtvaardigheid in degenen, die verloren gaan; daarvoor41) dat zij de liefde42) der waarheid niet aangenomen hebben, om zalig te worden.
11)En daarom zal God43) hun zenden een kracht der dwaling, dat zij de leugen44) zouden geloven;
12)Opdat zij allen veroordeeld45) worden, die de waarheid46) niet geloofd hebben, maar een welbehagen hebben gehad in de ongerechtigheid.47)
13)Maar wij zijn schuldig altijd God te danken over u, broeders, die van den Heere bemind zijt, dat u God van den beginne48) verkoren heeft tot zaligheid, in heiligmaking49) des Geestes, en geloof50) der waarheid;
14)Waartoe Hij u geroepen heeft door ons Evangelie, tot51) verkrijging der heerlijkheid van onzen Heere Jezus Christus.
15)Zo dan, broeders, staat vast en houdt de inzettingen,52) die u geleerd zijn, hetzij door ons53) woord, hetzij door onzen zendbrief.
16)En onze Heere Jezus Christus Zelf, en onze God en Vader, Die ons heeft liefgehad, en gegeven heeft een54) eeuwige vertroosting56) en goede55) hoop in genade,
17)Vertrooste uw harten, en versterke u in alle goed57) woord en werk.